De GGZ Coöperatie neemt een aantal werkzaamheden van haar leden over, is beschikbaar voor ondersteuning, en neemt onder andere de kosten van het EPD voor haar rekening.
En toch krijgen BIG-geregistreerde leden van De GGZ Coöperatie exact dezelfde vergoeding als wanneer ze zelf rechtstreeks aan cliënten of verzekeraars zouden declareren.
Hoe kan dat?
De verschillende settings van het Kwaliteitsstatuut GGZ
Het Landelijk Kwaliteitsstatuut kent verschillende behandelsettings. Elke zorgaanbieder valt ofwel onder Sectie 2 (vrijgevestigde behandelaar) of Sectie 3 (instelling).
Vrijgevestigde zorgaanbieders vallen onder Sectie 2.
De GGZ Coöperatie is een WTZa-toegelaten zorginstelling en valt onder Sectie 3.
Elke setting heeft tegenwoordig eigen tarieven
Tot en met 2021 declareerden zorgaanbieders in de GGZ met zogeheten Diagnose BehandelCombinaties (DBC’s). Het maakte voor de prijs van een DBC niet uit wat de setting van de zorgaanbieder was. Een DBC van een vrijgevestigde behandelaar had dus hetzelfde tarief als een DBC van een grote zorginstelling.
Met de invoering van het ZPM is er door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) echter een verschil in tarieven gemaakt tussen deze twee settings.
Extra eisen t.o.v. vrijgevestigde behandelaars
De tarieven voor instellingen zijn hoger dan voor de vrijgevestigde praktijk. Van dit tariefverschil wordt De GGZ Coöperatie bekostigd.
Dit tariefverschil komt (o.a.) doordat instellingen aan meer regels moeten voldoen. Ten opzichte van vrijgevestigde behandelaars heeft De GGZ Coöperatie onder andere:
- een WTZa-vergunning.
- een Raad van Commissarissen (interne toezichthouder) van minimaal drie personen.
- een uitgebreide jaarlijkse verantwoordingsplicht aan het CIBG.
- een kwaliteitscertificaat (zoals HKZ of ISO).
- een professioneel statuut.
- een klinisch psycholoog of psychiater voor overleg beschikbaar.
- een verplichte cliëntenraad.
- ten alle tijde ten minste 11 zorgverleners die namens de organisatie zorg verlenen.